- aanpassen
- {{aanpassen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [passen] try/fit on2 [passend maken] adapt (to) ⇒ adjust/fit (to)♦voorbeelden:1 een nieuwe jas aanpassen • try on a new coat2 de lonen zullen opnieuw aangepast worden • wages will be readjustedzijn kleding aanpassen aan de omstandigheden • adapt one's clothes to the circumstancesII 〈wederkerend werkwoord; zich aanpassen〉1 [zich schikken] adapt/adjust oneself (to)♦voorbeelden:1 zich gemakkelijk aanpassen • be adaptable, adjust easily
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.